Verborgen in het dagelijkse leven van Brugge ligt een monument dat stilletjes de getuige is van de gruwelen uit het verleden. Het oorlogsmonument op het Stationsplein, hoewel ontworpen om ons te herinneren aan de terreur van de Tweede Wereldoorlog, lijkt het vandaag verloren te gaan in de stedelijke drukte.
Het is een verhaal dat begint met een stukje steen, dat zich nestelt tussen de bushaltes van het Stationsplein. Op deze steen staan de namen van degenen die hun leven hebben gegeven tijdens de Tweede Wereldoorlog. Elk jaar op 8 mei, herinneren we ons hen met een ceremonie in aanwezigheid van lokale dignitarissen. Maar de waarheid is, deze stenen worden vaak over het hoofd gezien, of erger nog, gebruikt als zitplaatsen door voorbijgangers.
Karin Robert, een raadslid van de Groene partij, heeft de vinger op de wonde gelegd. “De stenen verliezen hun waarde, en dat is jammer,” merkte ze op. Haar suggestie om de letters duidelijker te maken en het gebied rond de stenen te omheinen, wordt nu serieus overwogen door de stad.
Dezelfde zorgen werden eerder geuit door het Algemeen Verbond der Brugse Oud-Strijders en Vaderlandslievende Verenigingen (AVBOS). Het antwoord van de stad op deze vraagstukken is tot nu toe onduidelijk geweest, maar de geplande werken aan de R30 bieden nu een unieke kans voor een frisse start.
De stad overweegt om de herdenkingsstenen te verplaatsen als onderdeel van de herinrichting van het Stationsplein, dat zal worden uitgerust met een nieuwe voetgangers- en fietserstunnel naar het Minnewaterpark. De stenen zouden worden geplaatst in groene gebieden bij de ingang van de tunnel, wat hen een meer prominente en respectvolle plaats zou geven.
“De kunstenaar zal betrokken zijn bij de nieuwe plaatsing om ervoor te zorgen dat het monument in ere wordt hersteld,” verzekerde Robert. Tot die tijd zal de Dienst Openbaar Domein en Facilitair Beheer zorg dragen voor het onderhoud van het monument.
Robert toonde zich hoopvol over de toekomst van het monument: “Dit is een teken van respect voor de kunstenaar, zijn werk en de waarde die het verdient. Zeker op 8 mei.”
